De Bezige Bij

Eilanden, rif en regenwoud

‘Ik ga op mijn rug liggen in die kleur van Myceens aardewerk, en kijk. Verbeelde vissen die omlaagzwemmen, het raffinement van de tekening, de kleine witte mensen daarnaast zo nederig, gezichtsloos, alsof ze wilden zeggen dat ze er eigenlijk niet waren. Op een andere plaats is hun schaduw rood tegen een rode achtergrond, silhouetten van jagers. Als ik langer kijk zie ik dat de rotswand honderd kleuren heeft, erosie, verwering, schimmel, tijd, alles heeft zich in die steen genesteld en daaroverheen staat het beeld geschreven dat daarbuiten, levend, als werkelijkheid bestond en door iemand heen moest om hier zo in de kleuren van de grond opnieuw te bestaan, onbeweeglijk, opgeschreven, over de jaren heen gekrast.’

Aan het eind van de jaren tachtig trok Cees Nooteboom door Australië, het onmetelijke land aan de andere kant van de wereld. Op zijn eigen, onovertroffen manier deed hij verslag van zijn reis door het land. In het nieuwe millennium was hij er weer, nu onder meer in Broome, de stad in het noordwesten, waar in de Tweede Wereldoorlog vanuit Nederlands-Indië veel Nederlanders heen gingen, op de vlucht voor de Japanners – die de stad vervolgens in 1942 bombardeerden.
‘Wat verbaast aan de geschiedenis van dit land is dat het zo vlug gegaan is. Je begint met een schip vol slachtoffers, soldaten en ambtenaren, en twee eeuwen later heb je een land, dan zijn de bergen benoemd, de kadasters volgeschreven, de eerste vestingen monumenten, de onderzoekers en gouverneurs straatnamen, de kerkhoven geruimd, de planken in de bibliotheken vol met opsomming.’

Mobiele versie afsluiten