De Bezige Bij

Paradiso

Op een warme zomerochtend is ‘geluksdeskundige’ Mart Hitz onderweg naar zijn vrouw om haar te vertellen dat hij haar voor een ander gaat verlaten. Aan de rand van zijn woonplaats stuit hij op een wegversperring. De dijk langs de ringvaart blijkt doorgebroken en de bewoners zijn overgebracht naar een sporthal. Als hij zijn vrouw daar niet kan vinden, begint een even duistere als zenuwslopende zoektocht die hem door het onbekende leven van zijn vrouw voert. Het beeld dat hij van haar en van zijn huwelijk had, blijkt voornamelijk een bedenksel. Wanneer zijn veertienjarige dochter, ingefluisterd door zijn schoonouders, hem de verdwijning begint te verwijten, staat hij helemaal alleen voor zijn opdracht: het vinden van de vrouw die hij wil verlaten.

In Paradiso peilt Kees van Beijnum trefzeker en subtiel de verborgen verlangens van de personages, de ongewisheid van hun leven.

‘Misschien had hij haar de hoop geschonken waarvoor ze was gekomen. En ook hij hoopte. Op iets dat niet tussen de struiken was, niet in haar mond, dat ergens was, op een plaats waar hij geen idee van had.’

Mobiele versie afsluiten