Wildcamera

Martin Reints

Introductie

Wildcamera

Wildcamera is de zesde bundel van Martin Reints. Gedichten over een rit met de metro, een Japanse waaierverzamelaar, ganzen boven een moeras, de Prinsengracht, twee regisseurs op...Lees meer

Op voorraad
Voor 20:00 besteld, morgen in huis Bezorging
Bestellingen op zaterdag en zondag worden op dinsdag geleverd m.u.v. pakketpost. Volg je pakket via de track&trace-code.

Over dit boek

Aantal pagina's64
UitvoeringPaperback

Martin Reints (1950) is dichter en essayist. Zijn bundel Lichaam en ziel (1992) werd bekroond met de Herman Gorter-prijs en voor de essaybundel Nacht- en dagwerk (1998)...

Martin Reints

Samenvatting

Wildcamera is de zesde bundel van Martin Reints. Gedichten over een rit met de metro, een Japanse waaierverzamelaar, ganzen boven een moeras, de Prinsengracht, twee regisseurs op bezoek bij een dramaturg, Lucebert als visser en een wildcamera die dronken steenmarters filmt. Gedichten waarin de hele wereld een rol speelt en waarin je zonder het te merken wordt meegesleept naar de meest onverwachte uithoeken.
Behalve gedichten staan er in Wildcamera korte prozastukken over beeldende kunst, Martin Luther King en Wallace Stevens, en een essay over wat er in je hoofd gebeurt als je gaat ijsberen. Reints op zijn best: gewone woorden, onbeduidende gebeurtenissen en mijmeringen, maar van een grote betovering.

je neemt alleen maar flarden waar
en het zijn mistflarden
maar dat is genoeg

Pers

Toespraak Xandra Schutte bij de presentatie van Wildcamera van Martin Reints

Een dichter in de journalistiek

Jarenlang had het weekblad waar ik voor werk dezelfde reclameslogan: De Dichter & Denker onder de opiniebladen. De 19de-eeuwse leuze was door onze toenmalige hoofdredacteur Martin van Amerongen bedacht, op sommige advertenties zat hij ook zelf, heel 19de-eeuws, in driedelig pak en met woeste componistenhaardos schrijlings op de grond. Toen er in de jaren negentig een boekenafdeling in het weekblad kwam, werd die ook Dichter & Denkers gedoopt.
Het was een misleidende slogan. Zeker, wij bespreken trouw eens in de twee weken een dichtbundel – ook nu de poëziebespreking op veel plekken in de verdrukking is gekomen. Maar verder: opinieweekbladen richten zich, net als kranten, vooral op de harde werkelijkheid van de actualiteit, daar is vaak weinig dichterlijks aan. In de journalistiek gaat het om de harde feiten van de buitenwereld, en dan vooral om die feiten in de buitenwereld die alom als belangwekkend worden gezien. Daar willen wij graag ook wel over denken, over de toestand in de wereld – maar de blik van de dichter, die is ons in de meeste gevallen vreemd. Alleen al daarom vonden wij het een aantal jaar gelden spannend Martin Reints een column voor onze website te vragen: hoe zou hij zich als dichter bewegen in die journalistieke omgeving? Hoe zou hij, die het in zijn schrijven vooral van traagheid en precisie moet hebben, passen in die snelle omgeving van het internet, waar vooral snelheid en slordigheid overheersen? Het antwoord op de vraag waarom wij toch juist een dichter vroegen, geef ik met een omweg.
De dichter richt zich eerder op de binnenwereld. Tegenover de algemene, toetsbare werkelijkheid van de journalistiek plaatst de dichter een particuliere werkelijkheid. Tegenover het tijdelijke, de actualiteit staat bij de dichter eerder het eeuwige. Tegenover de ramp, het incident, de uitzondering stelt hij liever het onveranderlijke. In hoeverre heeft de dichter het over de werkelijkheid?
Wat meteen opvalt aan de nieuwe bundel Wildcamera van Martin Reints, waarin behalve gedichten ook korte beschouwingen staan, waaronder een aantal die hij schreef voor groene.nl, is dat er naast veel dichterlijke natuur, wolkenluchten, ganzen boven een moeras en de maan, ook veel ‘gewone’ werkelijkheid voorbijschiet: een advocaat tussen wanden vol ordners, de toonzaal van een veilinghuis, rolkoffers die over stoeptegels ratelen, een benedenbuurvrouw die zelf sigaretten maakt door een hulzenstopper met tabak te vullen, drie dronken steenmarters die door de wildcamera worden geregistreerd.
Het zijn vederlichte en glasheldere gedichten, die op het eerste gezicht ongerijmde flarden werkelijkheid in zich verbinden. Vaak vloeit de ene observatie onmerkbaar over in de andere, is opeens de rolkoffer met God verbonden, of verandert het kabinet van een schelpenverzamelaar onmerkbaar in een schip in de storm. Het is vaak niet duidelijk wat de gedichten precies betekenen, ze doen geen uitspraken over de toestand in de wereld, maar ze staan ook niet vol met binnenwereld, met dichterlijke emotie.
Niet alleen een aantal van de gedichten, maar ook een paar van de prozastukken in de bundel gaan over schilders. In een beschouwing over Johannes Vermeer, waarin Reints beschrijft dat je zo lang naar zijn schilderijen kunt kijken dat je de tijd vergeet, staat hij lang stil bij het schilderij De muziekles. Je ziet een vrouw op een virginaal spelen en een man zitten. Er ligt een viola da gamba op de grond en er staat een lege stoel. Daarvoor staat weer een tafel, waar een zwaar tapijt op ligt. Wat betekenen die figuren en attributen, vraagt hij zich af. Of betekenen ze niets. Hoe langer hij kijkt, hoe meer hij ziet dat Vermeer geen verhaal vertelt. Hij regisseert geen toneelstuk, maar zet een stilleven in elkaar. Het schilderij is vooral een compositie.
Ik ben zo vrij dat ook in de gedichten van Martin Reints te zien: ze vertellen geen verhaal, ze zijn veeleer stillevens, soms bewegende stillevens, zoals sommige videokunstenaars ze maken. Ze bevatte haarscherpe beelden, vaak in curieuze combinatie. Zoals in het gedicht ‘Afgifte goederen’, dat zo begint:
‘Zeven kraaien bij een dooie meeuw
Drie advocaten bij een koffieapparaat’
De onverwachte combinaties gaan gepaard met het opmerken van het onverwachte onopmerkelijke. Twee keer waait er in de bundel een op de grond gewaaid papiertje voorbij; een andere keer rolt een lege kartonnen beker over de grond in de trein.
Natuurlijk gaat de poëzie van Martin Reints ook wel over zeer dichterlijke zaken als het verstrijken van de tijd, het verdwijnen van alles. Niet voor niets prees Piet Gerbrandy in De Groene zijn sublieme vanitas-poëzie en noemde hij Martin Reints, zonder spot, de ‘J.C. Bloem van de 21ste eeuw’. In Wildcamera vind je dat stilstaan bij de sterfelijkheid bijvoorbeeld prachtig ingehouden terug in ‘Verwaaid gras’ waarin een leeuw een meeuw ziet en een meeuw een leeuw en wegzweeft in een van zijn luchtlagen. Het gedicht eindig zo:
‘er zijn boomstronken, er is verdwaald gras,
polen met riet, stroken zand
er is van alles
tot het verdwijnt.’
Maar dat voorbijgaan, de ongrijpbaarheid van alles zit, als je wat Martin Reints schrijft goed tot je door laat dringen, vooral in ons hoofd en in onze blik. In zijn mooie beschouwing over IJsberen, het gedachteloos rondlopen, of beter: het rondlopen terwijl je gedachten onbekommerd alle kanten opgaan, beschrijft hij hoe in ons hoofd reeksen van beelden, zinnetjes, muziek zich langs en door elkaar heen bewegen. Het is precies wat zijn gedichten zijn, een weerspiegeling van wat er in ons hoofd gebeurt als we het een vrije gang laten gaan.
Hij beschrijft het ook in ‘Iepenloftspul’, een Fries openluchtspel, waar hij op de tribune geen oog heeft voor de toneelspelers, maar voor de scharrelende kippen op de voorgrond, die zich niets aantrekken van het toneelspel. Terwijl alle andere toeschouwers braaf naar de voorstelling kijken, dwaalt zijn blik naar waar de anderen niet kijken. Hij schrijft dan: ‘Het duizelt me als ik besef hoeveel werkelijkheden er naast elkaar bestaan.’
En zo kom ik uiteindelijk bij mijn antwoord waarom we een dichter vroegen voor onze website, kom ik weer terug op de journalistiek en de werkelijkheid. Nee, bij Martin Reints is er niet de werkelijkheid van de harde feiten die iedereen nú en op dit moment wil weten omdat het actueel is. Maar ik denk eigenlijk dat zijn werkelijkheid veel werkelijker is. En dat we die werkelijkheid hard nodig hebben als antidotum, juist in een journalistieke omgeving.

Xandra Schutte