Nieuws / Column over Hugo Claus

11.04.2016

Column over Hugo Claus

Op 10 april las Suzanne Holtzer, hoofdredacteur Nederlands literatuur bij De Bezige Bij en jarenlang Claus’ redacteur, een column voor over de auteur tijdens een poëziesessie verzorgd door De Nieuwe Liefde. De column vindt u hieronder.

COBRA

Aan het eind van een ochtend in november haal ik Hugo af van zijn huis en ga ik met hem naar een van de restaurants aan het plein van de kathedraal. Wij lopen langs het standbeeld van Hendrik Conscience dat op de schouders wit ziet van de duivenpoep, we maken een omweg langs Academia, de winkel met kunstenaarsbenodigdheden.

‘Wat heb je nodig?’ vraagt hij geïnteresseerd, en wijst naar de verftubes en penselen. Mosterdgeel en kobaltblauw, de kleuren van zijn allereerste schilderij. Het was het portret van zijn moeder dat hij ’s nachts, nog maar net aangekomen in het naoorlogse Parijs, als in een kleurenfilm zag, vlekken als ogen, zijn COBRA-monster. Hij gaf het vleugels, trok er zwarte strepen doorheen, hij vulde elke leegte met gifgroene slierten. Na dit eerste schilderij maakte hij in een halfuur nog een tiental chaotische gnomen, vogels en zonnen en sterren en wolken en katten. Zijn achteloosheid tartte de andere schilders. Tintelend van plezier liet hij hun betoog over de dierlijke ruimte en de schreeuw van het licht langs zich heen glijden. Hij knikte gedwee toen hem werd verweten dat hij het zich te gemakkelijk maakte.

Bij de kassa spreekt de verkoper ons in onverstaanbaar Antwerps aan en lachend om het antwoord geeft hij een handvol Franken als wisselgeld terug. Hugo propt de munten in zijn achterzak.

In de serre van het restaurant tocht het door een kier van de deur, de dranger is bevroren. Toch blijven we er zitten en kijken naar het plein waar een oude man schreeuwend een karretje voorttrekt. Hij staat lang stil bij een prullenbak, en verdwijnt dan in een plotselinge bui van jachtige sneeuwvlokken.

Op tafel liggen de verzamelde gedichten in een blauwe linnen band. Het is opengeslagen bij de inhoudspagina, het papier is grauw van een onregelmatige rits potloodstreepjes in de kantlijn. Ze markeren mijn keuze voor een bloemlezing.

Zoals altijd vraagt hij of het een makkelijk of een onleesbaar boek moet worden.

‘Het zal een bijzonder boek zijn,’ zeg ik en neem een grote slok van de koude Pouilly Fumé.

Ik wacht, zijn gezicht vertrekt in een lijdzame grijns. ‘Zeg me dan eerst de titel.’

‘Fixafax,’ zeg ik brutaal. ‘Naar de Amerikaanse hars die je opvoert in je roman over je eerste tekeningen. De galeriehouder waarschuwt dat dit goedje het papier na zekere tijd laat vergelen.’

‘Ach, wie dan leeft…,’ zegt Hugo.

‘Dat is precies wat je André laat zeggen. De galeriehouder die jou vergeleek met Dubuffet had groot gelijk toen hij je een misdadige nonchalance verweet.’

Hij steekt een flinterdunne mentholsigaret op, weerlegt mijn woorden niet.

We eten oesters, elk negen, en intussen blader ik in het boek. ‘Ik dacht aanvankelijk dat het een bloemlezing over kunst zou worden, geïnspireerd op je recente reeks ‘De schilderijententoonstelling van Moessorgski’, maar hoe kon ik zo dom zijn, beeldende kunst was zelden onderwerp van je gedichten,’ zeg ik.

Hij gromt en kijkt in de schelpen op mijn bord of er misschien nog wat van het oestervlees is achtergebleven. Hij laat me praten, een loerend roofdier, is zich net als ik bewust van het gevaarlijke gebied waarin ik me nu begeef. Nog geen jaar geleden had tijdens een etentje ter gelegenheid van een boekpresentatie een jaloerse vriendin tussen twee gangen door geroepen dat het uitgesloten was dat hij zou worden herinnerd als beeldend kunstenaar.

‘Als je me toestaat je teksten autobiografisch te lezen,’ zeg ik, al mijn moed bijeenrapend, ‘kan ik tot geen ander conclusie komen dan dat je in wezen de kunstenaar in jezelf hebt verraden.’

Ik kijk in zijn lichte ogen. ‘Je nooit nooit verweren,’ ik weet zeker dat hij dat nu denkt, een perfecte titel voor zijn biografie.

‘Hoe moet ik anders dat gedoe met Fixafax lezen?’ ga ik verder. ‘Je deed je in Een zachte vernieling voor als kunstenaar, maar tegelijk verloochende je je eerste tekeningen, je durfde niet te geloven dat ze voor de eeuwigheid waren gemaakt. Je speelde hoog spel, want in dezelfde roman ontken je ook je dichterschap. Je laat Sabine zeggen: ‘Dichters zijn vrouwen.’ Waarop André antwoordt dat hij nog nooit een gedicht heeft geschreven.’

Aangemoedigd door zijn stilte draaf ik door. ‘Alsof het niet genoeg is verraad je een paar jaar later opnieuw de kunstenaar, je bent zelfs zo voortvarend geweest een requiem voor hem te schrijven. Het gedicht COBRA is een grafrede voor de schilder in jezelf.’

Ik kan het niet laten, en begin het voor te lezen.

 

Was het een warme kermis toen?

Was de oneindige wereld na de hongersnood

Veranderbaar?

 

De gouden snede werd veracht,

Symmetrie was verraad, kennis ballast

en alom doken in beverig gekras,

ontdubbelde lijn, gnomen op

die tegen elkaar botsten en kraaiden,

met Pruisisch blauw bespat,

allen met zwart omrande ogen

van de Godin Koe.

 

‘Ik bedenk ineens,’ onderbreek ik mezelf, ‘dat ik vorige week Karel Appel in de Van Miereveldstraat zag scharrelen, net toen ik de voordeur achter me dichttrok. Het schemerde al. Hij zocht kastanjes onder de boom naast het pand van de uitgeverij. Ik heb hem binnen gevraagd, en we hebben samen wat gedronken. Is het niet grappig, hij heeft plannen voor een dichtbundel.’

‘Een bundel,’ lacht Hugo met geaffecteerd Hollands accent. Hij pakt het boek uit mijn handen en leest, intens en zacht, het slot van het gedicht.

 

Men speelde een verrukte menswording.

 

Tot te veel beesten graasden,

te veel mongolen loeiden,

te veel prognaten verfden met hun tenen.

Dit zag de Vogelgodin en zij gebood

dat men zijn eigen dromen op zou eten.

Met deed het. Men werd gedeelte

van de koek van de wereld.

Men bleef de vogelschrik verven

op de verder verlaten speelplaats.

 

Het is opgehouden met sneeuwen. In de vrieskou weerkaatst nog Hugo’s wonderlijk meedogenloze stem. De oude man ratelt met zijn karretje langs de kathedraal, weg van het verder verlaten plein.

Meer over de auteur

Hugo Claus

Toen Hugo Claus per keizersnede werd geboren (5 april 1929 – 19 maart 2008) kwam zijn vader toeterend bij het ziekenhuis voorrijden om de aandacht van de dokters op zijn nieuwe Chenard Walker te vestigen, een automobiel van het type waarin Al Capone rondreed. ‘Als ik me melancholiek voel, schrijf ik dat op rekening van...

Hugo Claus

Meer nieuws

  • Bette Dam wint De Loep met haar boek ‘Op zoek naar de vijand’

    Bette Dam wint ‘De Loep’ in de categorie Controlerende Onderzoeksjournalistiek met haar boek Op zoek naar de vijand. De Loep is een Belgisch-Nederlandse prijs voor onderzoeksjournalistiek die wordt uitgereikt door de Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ) aan controlerende, opsporende en signalerende journalistiek. De jury van De Loep schreef het volgende in het juryrapport: “Een onderzoek van internationale klasse...

    Meer28.09.2020
  • Jeroen Olyslaegers is de laureaat van de Prijs van de KANTL voor Proza 2020

    Jeroen Olyslaegers wint de vierjaarlijkse Prozaprijs van de KANTL (Koninklijke Academie voor Taal en Letteren) voor zijn roman WIL. De KANTL reikt jaarlijks een literaire prijs uit. Die prijs richt zich afwisselend op proza, podiumteksten, essay en poëzie. Voor de KANTL-prijs van 2020 kwamen alle prozawerken uit de periode tussen 2016 en 2019 in aanmerking....

    Meer10.09.2020