De Bezige Bij

H.J.A. Hofland overleden

H. J. A. Hofland (20 juli 1927 – 21 juni 2016)

We zijn bedroefd over de dood van Henk Hofland. We verliezen in hem een jonge en beweeglijke geest, een bijzondere vriend, een scherpzinnige kwajongen, die, wijs geworden in de oorlog, de wereld altijd vanuit een oorspronkelijk perspectief bezag. Wat een gemis nooit meer nieuw werk van hem te kunnen lezen, en hem met duivels plezier te horen vertellen.

H.J.A. (Henk) Hofland was ruim zestig jaar een toonaangevend columnist, journalist, essayist en romancier. Sinds 1964 publiceerde hij zijn boeken bij de Bij, waaronder natuurlijk het baanbrekende Tegels lichten, het boek waarnaar De Tegel, de Nederlandse prijs voor journalistiek is genoemd. In 1990 verscheen zijn schelmenroman De alibicentrale. Recent werk is Het diepste punt van Nederland (1993), De elite verongelukt (1995), de roman Cicero’s Consultants (2007), Rederij Hofland (2008) en de bloemlezing uit zijn essayistiek Bemande essays (2011).

Meer dan 50 jaar was hij bij ons als schrijver kind aan huis. In de jaren negentig van de vorige eeuw was hij bestuursvoorzitter van de toenmalige Schrijverscoöperatie van De Bezige Bij en hielp daarbij onze uitgeverij door moeilijke tijden.

Hofland schreef voor NRC Handelsblad en De Groene Amsterdammer en werd in 1999 uitgeroepen tot Journalist van de Eeuw. Ook werd hij onderscheiden met de Gouden Ganzeveer (1996) en ontving hij in 2011 de P.C. Hooftprijs voor zijn essays.

Volgend jaar verschijnt zijn biografie, De man van zijn eeuw, geschreven door Jeroen Vullings, die Hofland voor dat boek niet alleen precies honderd keer interviewde, maar hem ook begeleidde op zijn laatste reis naar zijn geliefde New York en zijn laatste weerzien meemaakte met de stad waar hij geboren werd, als kind de gruwelen van de oorlog leerde kennen en waar de krant, NRC, resideerde waarvoor hij zo lang werkte: Rotterdam. In Vullings’ biografie ontmoeten we Hofland als een voortdurend beschouwende en in taal ordende kritische observator. Hij was ondermeer degene die de grote historische omwentelingen sinds de jaren dertig van de vorige eeuw meemaakte, die opkomst en ondergang van de Koude Oorlog chroniqueerde, die almaar de zeggenoegzaamheid van de macht de maat nam, die als politieke denker met visionaire blik de populistische revolte van onze huidige tijd aankondigde. Maar ook als iemand met een fascinatie voor schelmen, oplichters, anarchisten, bohemiens en ontregelaars: vrije geesten en speelse naturen. Als romancier getuigde hij alleen van zijn eigen leven, maar vooral van zijn eigen dromen: de levens die hij naast het zijne zou willen leiden. Hij was een journalist met de onverzadigde, voortdurend zoekende geest van een essayist en de precisiepen van een schrijver. Schrijven bleef voor hem tot de laatste snik ademen en dus leven.

‘Wat is er uniek aan deze generatie, en dan vooral degenen die daartoe behoren en toevallig in Rotterdam woonden? Datgene wat ze delen met alle kinderen, Spaanse, Poolse, Engelse, Russische en Duitse, die de wereld van hun jeugd eerst in een verzameling geblakerde muren, vervolgend in een vlakte hebben zien veranderen. Als ik mijn ogen sluit zie ik aan de binnenkant van mijn oogleden, zo scherp alsof ik het onmiddellijk weer zal zien op het moment dat ik ze open, wat al meer dan vijftig jaar niet meer bestaat: minutieus, in kleuren, lijnen, letters, de stenen van huizen en straten. Aan die tegenstelling zijn we gewend geraakt.’ (Uit: Het diepste punt van Nederland)

Mobiele versie afsluiten