Nieuws / Lovende toespraak van Bert Bultinck tijdens boekpresentatie van Wil

25.08.2016

Lovende toespraak van Bert Bultinck tijdens boekpresentatie van Wil

Op 25 augustus verscheen WIL, de nieuwe roman van Jeroen Olyslaegers. De boekpresentatie vond plaats in Antwerpen, waar Bert Bultinck, hoofdredacteur bij Knack, een lovende toespraak hield:

“Goedenavond dames en heren,

Weinigen wisten het. Maar wie de laatste bladzijde van Jeroen Olyslaegers’ roman WIL heeft omgeslagen kan de pijnlijke waarheid niet langer ontwijken. De heer Olyslaegers heeft ons jaren om de tuin geleid. Voor het lapje gehouden. Zand in de ogen gestrooid. Van alles op de mouw gespeld, de waarheid met branie en dwaze streken geweld aangedaan. Jeroen Olyslaegers, dames en heren, is niet eerlijk geweest.

Dacht u ook niet dat Jeroen Olyslaegers een oproerkraaier was, een theaterventje, een vertaler om den brode, iemand die om de haverklap en meestal op de verkeerde momenten ‘Glamor is undead’ riep, of schreef, of nog op een andere manier wereldkundig maakte voor de nacht het definitief overnam van de avond? Was u er ook niet van overtuigd geraakt dat Jeroen een losgeslagen hippie was – een combinatie die in centrumrechtse tijden als een pleonasme klinkt, maar die in het geval van Jeroen toch nog iets extra betekende, iets in de zin van: een hippie, maar dan ook nog eens een hele rare hippie? Zo’n hippie die ooit als postmoderne Robocop rond de kathedraal marcheerde? In het weekblad Knack kon u vorige week lezen hoe hij het postmodernisme doodverklaarde – om dan wel meteen over Pokémons te beginnen. Kende u hem ook niet van krantencolumns, of nog meer: van wild geraas op Facebook over ‘we are one’ en de lachband van James de butler? Van geefpleinen en GAS-boetes en Ringland?

Vandaag is het moment gekomen om deemoedig toe te geven dat we er allemaal in gestonken zijn, betoverd door zijn diverse carnavalskostuums, door zijn stoet van maskers. Vandaag kan u ‘Wil’ lezen en zal u zien dat al die vermommingen, al dat onwaarschijnlijke lawaai, al die fotogenieke woede, maar bijzaak was. Zeker, hij zal zélf altijd zeggen dat Jeroen Olyslaegers ook dat allemaal is geweest, en tot het einde van zijn dagen nog zal zijn. Maar, beste lezers, wij zullen vanaf vandaag beter weten en stil in onszelf denken: nee, Jeroen, gij zijt dat allemaal ook, maar gij zijt één ding, onmiskenbaar en vooral. Jeroen, gij zijt een schrijver.

Niet dat hij vroeger niet in staat was om een roman in elkaar te draaien, van degelijk grondplan voorzien en staand als een huis, open gelijk een mond, zoals de titel van zijn roman uit het Dutroux-tijdperk het zei, van navel naar navel, well-made, geëngageerd, soms striemend.

Maar WIL is anders dan die vorige romans, dames en heren. WIL is een boek dat je een historische bekentenisroman zou kunnen noemen. WIL daalt net dat trapje dieper af in de donkere psyche van een mens die ook maar probeert te overleven. Geen cynisme hier, althans geen cynisme dat anders is dan het dierlijke gewriemel dat wij overleven noemen.

Dames en heren, het is winter, de winter van 1940-1941, en deze stad zit onder de sneeuw. En onder de Duitsers. Wilfried Wils, de man die ook maar probeert te overleven, is hulpagent geworden, niet eens tegen beter weten in, alleen maar omdat hij niet als arbeider naar Duitsland wou. In de openingsscène moet Wilfried en zijn vriend Lode, die ook bij de politie zit, een joods gezin uit hun huis zetten. De verhoudingen staan meteen vast, zwart op wit. Als een kind van het gezin plots het op een lopen zet, schopt een van de twee begeleidende Duitse Feldgendarmen het ventje tegen een lantaarnpaal aan, waar de twaalfjarige roerloos blijft liggen. Zijn vriend Lode begint te bleiten van woede, schreeuwt tegen de Feldflurken, die het voorval bijzonder komisch vinden, en Wilfried houdt de Duitser tegen die al naar zijn gummiknuppel grijpt. Dat is het begin, en het wordt nog veel erger.

Lode zal later een jood helpen onderduiken, de Duitsers zullen later nog veel meer joden oppakken. En Wilfried zal de hele tijd tussen de twee ingekneld zitten, tussen hamer en aambeeld, tussen empathie en survival.

De kracht van WIL zit niet alleen in de zwierige, trefzekere stijl, in de spanningsbogen die doen wat ze moeten doen, in de karaktertekeningen die nauwkeurig en fel zijn. De kracht van WIL zit ‘m vooral in de vraag die bijna op elke pagina tussen de regels opdoemt: wat zou u doen, beste lezer? Uit het accident van de openingsscène slingeren zich veel verhalen naar boven en opzij, en niet zelden ook naar onder, naar nieuwe dieptepunten, met telkens één overrompelende vraag: hoe kunnen mensen in een bezette stad hun vel redden? Olyslaegers laat zien hoe de ene meeheult met de vijand, uit kansberekening, of uit puur opportunisme, een enkele keer slechts uit echte kwaadaardigheid. En hoe anderen het anders doen. En hoe de meesten allebei een beetje doen.

Hét woord van dit boek, dames en heren, is ‘tweezak’. ‘Gij alleen weet hoe smerig het allemaal is’, zo staat er ergens. En smerig is het, diep ellendig en vuil. De Duitsers vinden Wilfried een tweezak omdat hij weifelt bij de pogroms bij de joodse synagoge – om dan toch finaal een joodse kerel tegen te houden. Het andere kamp, het verzet, vindt Wilfried een tweezak omdat hij de Duitsers gewillig is, en ondanks alles aan razzia’s meedoet. En wij, lezers van WIL, kunnen niet anders dan zien hoe hij een ondergedoken jood eten gaat geven en tegelijk joden helpt oppakken. Daar komt miserie van, en verraad langs alle kanten en verbittering. Olyslaegers schrijft de Duitse uitdrukking ‘bitte sehr’ in dit boek op als ‘bitter zeer’.

En toch. Toch overheerst in WIL niet de aanklacht, maar het begrip. Niet de tweet van 140 uitroeptekens, maar het verhaal, de levensloop, het wedervaren, de actie en reactie, de twijfel tussen de veroordeling en de medemenselijkheid tegenover een kleine, bange man die weet dat hij een maatje te klein is voor de krachten die hem overvallen – en dan maar een beetje naar links en dan weer een beetje naar rechts stuurt.

Is WIL een vrijgeleide? Aangezien het boek een lange brief aan zijn achterkleinzoon is, heeft het veel weg van een zinderende zelfverdediging, met een verteller die per definitie onbetrouwbaar is. Maar het maakt de vraag: ‘wat zou u doen, beste lezer?’, alleen maar scherper. Het slimste antwoord op die vraag is wellicht: ik weet het niet. Want wij leven – gelukkig nog altijd – in dagen van vrede, of zoals het in het boek heet: zonder iets te hebben meegemaakt. Of zoals Wilfried het opschrijft: ‘Want ja, natuurlijk is dat waar: in elke volgeling schuilt een smeerlap. Maar ik denk dat ge toch zult verder lezen, wat ge ook van me vindt, want niemand, ook gij niet, is consequent, enkel de zotten in een zothuis zijn dat, opgesloten in hun hoofd, fanatiek klauwend naar de wereld’.

En zo zijn wij 75 jaar later bijeen in Antwerpen, op een paar kilometer van de stationsbuurt waar grote lappen van de roman zich afspelen, in die stad die Jeroen Olyslaegers zo verfoeit en zo verafgoodt. De vergelijking met een hoer die gewillig de benen spreidt duikt meerdere keren op in zijn nieuwe boek, maar in het midden van WIL krijgt Antwerpen misschien ook wel de mooiste passages van allemaal. Het is een ode van anderhalve bladzijde, een scheve liefdesverklaring, aan deze ‘goedlachse slet’ die ‘soms openlijk van uniformen houdt’, maar ook rap verveeld geraakt, omdat ze weet dat in elke flik een onnozelaar huist. De stad als slet is een onverantwoordelijke stad als het gaat over wie er wat gedaan heeft, schrijft Olyslaegers, het is een stad ‘die in haar eigen bed durft te schijten en een ander de schuld ervan te geven’. Antwerpen is een stad die zichzelf niet graag genoeg ziet, zo staat er, en wel liefde kan geven, maar dat altijd sentimenteel doet, of overdreven, opzichtig of voorwaardelijk.

Dat is mooi, dat is herkenbaar, dat is menselijk. En niet alleen voor Antwerpen. Toen ik met een Gentse Knack-redacteur over die passage sprak, over hoe Antwerpen niet van zichzelf houdt, zei hij: ‘wat is dat toch met dat Antwerps exceptionalisme?’ (Bij Knack gebruiken we te veel moeilijke woorden, we weten het, we gaan er iets aan doen.) De redacteur had gelijk en toch ook weer niet. Wat Olyslaegers over Antwerpen schrijft, geldt alleen voor Antwerpen. En toch ook voor elke andere stad.

WIL, dames en heren, dat zal u ondertussen wel duidelijk zijn – is geen opiniestuk. In deze tijden van duizend opiniestukken per minuut is deze roman een anti-opiniestuk zoals alleen een roman het tegendeel van een scherpe mening kan zijn. Dat is een verademing. Het is de bestaansreden van het genre.

Deze roman is een gloedvolle vertelling over een mens, die geen Gutmensch is, geen held en geen echte klootzak, maar wel een lafbek. Het is een verhaal, meeslepend en confronterend, dat ons met de neus op de feiten drukt, maar dan zonder een bottom line van twee zinnen op het einde. WIL is een dijk van een roman, een dijk tegen het gemakkelijke oordeel, een waarschuwing tegen de waan van het middenklasseleven, tegen het comfort van het gelijk dat nooit echt op de proef wordt gesteld. WIL is een boek dat deze tijd goed kan gebruiken. WIL is een antidotum tegen een conclusie. WIL is een roman. WIL is een boek van een schrijver. Een boek van de schrijver pur sang Jeroen Olyslaegers.”

Meer over de auteur

Jeroen Olyslaegers

Jeroen Olyslaegers (Mortsel, 1967) schrijft columns, theaterteksten en proza. Met zijn vorige romans WIJ (2009, genomineerd voor de Gerard Walschap Literatuurprijs) en WINST (2012) maakte hij een rentree in de Nederlandse letteren. In 2014 ontving hij de Arkprijs van het Vrije Woord voor zijn werk en maatschappelijk engagement, en de Edmond Hustinxprijs voor zijn theateroeuvre....

Jeroen Olyslaegers

Meer nieuws

  • Bette Dam wint De Loep met haar boek ‘Op zoek naar de vijand’

    Bette Dam wint ‘De Loep’ in de categorie Controlerende Onderzoeksjournalistiek met haar boek Op zoek naar de vijand. De Loep is een Belgisch-Nederlandse prijs voor onderzoeksjournalistiek die wordt uitgereikt door de Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ) aan controlerende, opsporende en signalerende journalistiek. De jury van De Loep schreef het volgende in het juryrapport: “Een onderzoek van internationale klasse...

    Meer28.09.2020
  • Jeroen Olyslaegers is de laureaat van de Prijs van de KANTL voor Proza 2020

    Jeroen Olyslaegers wint de vierjaarlijkse Prozaprijs van de KANTL (Koninklijke Academie voor Taal en Letteren) voor zijn roman WIL. De KANTL reikt jaarlijks een literaire prijs uit. Die prijs richt zich afwisselend op proza, podiumteksten, essay en poëzie. Voor de KANTL-prijs van 2020 kwamen alle prozawerken uit de periode tussen 2016 en 2019 in aanmerking....

    Meer10.09.2020