Nieuws / Lovende toespraak van Jeroen Olyslaegers tijdens de boekpresentatie van Echo van Hans Bogaert

29.10.2016

Lovende toespraak van Jeroen Olyslaegers tijdens de boekpresentatie van Echo van Hans Bogaert

Tijdens de boekpresentatie van Echo, het debuut van Hans Bogaert, gaf Jeroen Olyslaegers een lovende speech die u hieronder kunt lezen:

Dames en heren,

Hans Bogaert is een gevaarlijk man.
Ik ken hem nog niet zo heel lang, hoop en al een paar jaar, maar u mag het van mij aannemen: hij is gevaarlijk.
Ik leerde hem kennen toen hij voor Behoud de Begeerte werkte en ik dacht toen: tiens, hier hebben we een bescheiden jongen die hard werkt, zich prima uit de slag trekt bij de heer Coorevits, een jongen met stijl en inzicht, met humor en slimmigheid, gene lompe kloot.
Wist ik veel dat ik toen tijd heb doorgebracht met een zich ontwikkelende schrijver. Ik was niet de enige die dat niet wist. Slechts enkelen wisten dat. En toen ik uiteindelijk dan toch te weten kwam dat Hans Bogaert aan een boek aan het werken was en ik hem daarmee, ietwat ongelovig – dat geef ik grif toe, confronteerde, keek hij me aan, haalde zijn schouders op en zei: So what?
Ik zeg het u: we hebben het over een gevaarlijk man.
Discrete mensen zijn immers gevaarlijk. Mensen met geheime plannen zijn in feite beter te mijden. Ze zijn onvoorspelbaar. Als je het weet, ten minste. Maar bij Hans weet je helemaal niets. Die mens zegt niet heel veel en glimlacht raadselachtig. Meer is het niet. Maar nu weten we dat dit slechts de top van een ijsberg blijkt en daaronder, onder de waterlijn van de perceptie, schuilt een schrijver die observeert, nauwkeurig formuleert en toeslaat.
Bij het lezen van zijn roman Echo vroeg ik me in het begin al eens af, zeker na het bekijken van de prachtige foto die Michiel Hendryckx van Hans heeft gemaakt en die op de achterflap prijkt, of deze kersverse schrijver het nu niet jammer vindt dat hij toch boven water is gekomen, dat hij met dit boek kleur heeft bekend, zelfs meerdere kleuren tegelijk en dat het onmiddellijke gevolg daarvan is dat hij nooit meer kan doen dat hij géén schrijver is.
Maar na het lezenvan dit boek, weet ik beter. Ik had buiten de waard gerekend, zoals dat heet. En de waard heet Hans en, geloof mij, hij is veel gevaarlijker dan dat. Deze schrijver wil zich tonen. Deze schrijver heeft geen spijt. Hans Bogaert wil veel meer.

Vervelend voor een debuterend auteur is niettemin dat hij moet debuteren. Ik weet uit eigen ervaring dat dit geen positie is om te benijden. Toen de generatie van Lanoye, Brusselmans en Hemmerechts zich kenbaar maakte, werd ze gebundeld in een boek dat Mooie jonge goden heette. Dat was ironisch bedoeld, heb ik begrepen. Toen mijn generatie uit kwam, werd het godverdomme nog ironischer. De teksten van mijn soortgenoten en ik kregen een plek in een verzamelbundel die Jonge sla heette. Dat vonden die samenstellers zo’n leuk gedicht van Rutger Kopland. Hij had het over de weerloosheid van die groene kropjes in de grond. Dat waren wij dus, groene kropjes. En buiten een of twee namen zijn die kropjes weggedeemsterd. Probeer je maar eens bij het begin van je loopbaan te laten gelden als een aangekondigd kropje sla; alles wat je daarna vertelt, klinkt als gepiep, zelfs dat niet: het klinkt als het scheuren van een blaadje. Wat wordt er gedaan met de generatie van Hans Bogaert? Die krijgt zelfs geen boek. Hen wordt een debutantenbal aangeboden. Ja, een bal, u hebt me goed begrepen. Hans en tien van zijn soortgenoten dienden onlangs op te draven ergens te Brussel. O kijk, allemaal debutanten! Schattig! O kijk, ze dansen nog ook! Hoe lief! Nu was het daar best gezellig op dat debutantenbal, mijn vrouw en ik zijn langs geweest en hebben daar een en ander gedronken met ander schoon volk en we hebben gelachen ook. En Hans? Ja, die mens glimlachte wat. Dat leek vriendelijk, maar achteraf gezien was het eigenlijk vooral gevaarlijk, om schrik van te krijgen, zelfs. Wie hing er nog in onze buurt? Wel, een zekere Peter Casteels, een journalist die nu zelfs een vaste column over cultuur heeft bij het tijdschrift Knack. Die was er ook of eerder: die hing daar ook, want zijn alcoholinname was niet afgestemd op zijn motoriek. Niettemin hebben die lol en pret hem er niet van weerhouden om een columnachtige mening over debutanten te publiceren. Zijn besluit? ‘Jonge mensen die werkelijk met een verhaal zitten dat ze kwijt willen, zoeken beter een ander medium.’ Toen ik dat las, dacht ik: columnisten die werkelijk geen verhaal hebben, gaan toch beter op een andere plek zuipen dan een debutantenbal. Don’t shit where you drink. Laat ons serieus blijven.

Nee, het is een vloek, debutant zijn. Maar die Hans, die heeft daar helemaal geen last van, die blijft maar raadselachtig glimlachen. Die heeft een verhaal, allicht verschillende verhalen in zijn mouw en die heeft overduidelijk lak aan de goede raad van de heer Casteels. Een ander medium zoeken? Scheer je weg. Hans Bogaert valt samen met dit medium, met het medium van de roman. Hij is ook geen debutant, geen kropje jonge sla, of geen ironische mooie jonge god, laat dat duidelijk zijn, of ten minste: van zijn debuteren zijn geen bewijzen terug te vinden in zijn roman Echo. Hans is een vakgenoot, ineens met alles erop en eraan. Pril en slap? Nee, echt niet. Ik zei het al: we hebben het over een gevaarlijk man.

En Echo is vakwerk, dames en heren, laat daar geen twijfel over bestaan. Hier is een schrijver aan het woord die zonder probleem een discussie over gummibeertjes op een spannende manier kan doen kantelen in een massabetoging in Berlijn, vlak voor de muur daar valt in november 1989. Dat Berlijn zelf weet hij heel accuraat te typeren en de verwarring die er tijdens dat kantelmoment in de geschiedenis van die onuitputtelijke stad heerste, brengt hij evenzeer geloofwaardig tot leven. Dit is een schrijver die het persoonlijke en het universele zonder probleem aan elkaar weet te solderen, eerst tergend langzaam, zijn prooi besluipend als een panter bedwelmd door liefde, om daarna keihard uit te halen en het hart van de lezer op te vreten. Je herkent een geoefende schrijver steeds aan de manier waarop hij zijn informatie beheerst, aan de juiste momenten in een boek waarin hij deze brokken vlees aan de hongerige lezer aanreikt. Dat is vakmanschap, maar dat is niet genoeg. Schrijven is op een of andere manier informatiebeheer dat als een spel wordt opgevat. Een goede schrijver speelt met je voeten, rammelt met je kloten, kittelt ieders onderbuik en schopt naar waar het al een tijdje pijn deed. Voorbeelden genoeg in dit boek. ‘Wat is energie?’ een vraag die eerst op een speelse manier via een kleurrijk nevenpersonage wordt geïntroduceerd komt later in verschillende gedaantes terug en het antwoord op die vraag blijkt steeds tragischer of uiteindelijk confronterend.

Ik houd van een roman waarin er een paar stevige ideeën zitten en genoeg ontsporingen. Laten we met dat laatste beginnen. Het hoofdpersonage Viktor is een man die van kindsbeen af heeft geleerd om vanwege een grote angst zijn innerlijke onderwereld te manipuleren, om zijn dromen te beïnvloeden en maakt daar in dit boek dankbaar gebruik van waarbij dingen op een spectaculaire manier crashen en de positie van hij of zij die op de hoogste toren staat in diezelfde droom misschien wel de meest tragische van iedereen is. In een van de mooiste want meest raadselachtige passages in dit boek verandert hij zichzelf in een vrouw die haar borsten toont, die zich overgeeft aan de lusten van een ander. Er schuilt een onderhuidse drift in dit boek, een die de schrijver gebruikt om Berlijn te beschrijven, maar die net zo goed op gaat voor het hoofdpersonage zelf, ik citeer: ‘een grimmigheid als van een pantoffelheld die lange tijd veel verdragen had, maar na zich in alle richtingen te hebben geplooid op breken stond, klaar om uit te halen.’ De echte ontsporing, de ontsporing die alles doet kantelen vind je veel later in het boek, op exact het juiste moment.
Ideeën zijn iets waarvan je de afwezigheid vaak vergeeft bij debutanten. Ter compensatie heb je het dan over de eigen stem van de gedebuteerde. Maar Hans is gevaarlijk – zei ik dat trouwens al? – hij heeft die eigen stem én de ideeën die samen een mooie pas de deux uitvoeren. Zijn hoofdpersonage is een viroloog die een medicijn voor ogen heeft waarme hij alle chronische ziektes mee zou kunnen verslaan of eerder misleiden zodat de ziektedragers zich overwonnen achten. Zijn ambitie dient deze schrijver geloofwaardig te maken. Wie ambitieuze personages introduceert, moet immers zijn mannetje kunnen staan. Ik ben een wetenschappelijke leek, op dat vlak zelfs een goedgelovige fooraap, maar dat maakt niet uit. Hans Bogaert heeft mij liggen. Ik geloof in zijn viroloog, meer nog: ik acht de ideeënwereld achter die viroloog al even geloofwaardig en simpelweg relevant voor het hier en nu, voor het menselijk virus dat we zijn, voor de onmogelijk grote en fascinerende wereld waarin we leven en voor het ontiegelijk kleine van het menselijk hart, alsook voor de bullshit die we onszelf kunnen wijs maken wanneer het over lust en liefde gaat, de melancholie van het afscheid en het vergaan van de jeugd, die ene gemiste kans waar het universum zelf lijkt mee te snikken, maar wat achteraf gewoon menselijk heet te zijn, en zo verder en zo voort.

Hans Bogaert is een schrijver, dames en heren, die nu noodgedwongen het doopkleed van de debutant dient te ondergaan. Zijn boek is geen proefschrift, geen eenmalig ideetje dat hij absoluut kwijt wil, geen smaak van de maand of een goedkoop excuus om andere mensen in zijn bed te krijgen. Echo is een roman die simpelweg tegen die andere kwaliteitsboeken zegt: ‘zeg, schuif eens wat op, ik heb plaats nodig’. Hans zelf zou zulke woorden misschien niet over zijn lippen krijgen, daar is hij veel te gevaarlijk voor, maar niettemin zie ik nu al boeken opschuiven in hopelijk vele boekkasten en komt er een plaats vrij voor zijn Echo.

Helemaal op het eind van het boek, ik zei het net eerder al, geeft hij je een vakkundige nekslag waardoor alles kantelt en het boek opnieuw dient te worden gelezen, met nieuwe kennis en met meer vragen, met een zoektocht in het hoofd naar de grootste echo in Echo: die van de lezer zelf. En waarom zou je dat doen, waarom zou je herlezen in plaats van te tasten naar weer een ander boek, desnoods van een debutant? Omdat Hans je zover heeft gekregen, met die gevaarlijke monkellach van hem en zijn lepigheid als een schrijver die ons nog veel boeken belooft, alleen zal hij dat zelf nooit zeggen, want, dames en heren, zo gevaarlijk is hij. Zal ik het dan maar in zijn plaats zeggen?
Lees dit boek.

Dank u.

Jeroen Olyslaegers

Meer over de auteur

Hans Bogaert

Hans Bogaert (1987) studeerde moderne literatuur en theaterwetenschappen aan de Universiteit Antwerpen en de Freie Universität Berlin. Hij trad op Lowlands op, publiceerde literaire kritieken in DW B en Ons Erfdeel en werkt bij Behoud de Begeerte, kunstencentrum voor literatuur.

Hans Bogaert

Meer nieuws

  • Bette Dam wint De Loep met haar boek ‘Op zoek naar de vijand’

    Bette Dam wint ‘De Loep’ in de categorie Controlerende Onderzoeksjournalistiek met haar boek Op zoek naar de vijand. De Loep is een Belgisch-Nederlandse prijs voor onderzoeksjournalistiek die wordt uitgereikt door de Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ) aan controlerende, opsporende en signalerende journalistiek. De jury van De Loep schreef het volgende in het juryrapport: “Een onderzoek van internationale klasse...

    Meer28.09.2020
  • Jeroen Olyslaegers is de laureaat van de Prijs van de KANTL voor Proza 2020

    Jeroen Olyslaegers wint de vierjaarlijkse Prozaprijs van de KANTL (Koninklijke Academie voor Taal en Letteren) voor zijn roman WIL. De KANTL reikt jaarlijks een literaire prijs uit. Die prijs richt zich afwisselend op proza, podiumteksten, essay en poëzie. Voor de KANTL-prijs van 2020 kwamen alle prozawerken uit de periode tussen 2016 en 2019 in aanmerking....

    Meer10.09.2020