Teksteditie Volledige Werken Willem Frederik Hermans leidt tot nieuwe inzichten in ontstaansgeschiedenis

Op 15 september 2010 verschijnt Deel 3 van de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans. Dit deel, het zevende in de reeks, bundelt de meest vermaarde romans: De donkere kamer van Damokles (1958) en Nooit meer slapen (1966). Beide romans hebben, zo blijkt uit het voor de editie door het Huygens Instituut- KNAW verrichte onderzoek, een uiterst boeiende ontstaans- en publicatiegeschiedenis.

Het ontstaan
De donkere kamer van Damokles (1958) ontstond uit het onvoltooid gebleven manuscript ‘Een overgevoelige natuur’, dat als een novelle was opgezet. Hermans schreef de tekst in een dummy van Multatuli’s Woutertje Pieterse, die hij van zijn uitgever Geert van Oorschot had gekregen. Bij zijn verhuizing naar Parijs in 1973 deed Hermans het manuscript, dat hij aanzag voor een gewoon boek, per ongeluk van de hand. Ook de latere eigenaar wist lange tijd niet dat hij beschikte over de oerversie van Hermans’ beroemdste roman. In 2004 kon het manuscript worden aangekocht door het Letterkundig Museum en kwam het beschikbaar voor het editieonderzoek voor de Volledige Werken. Het haastig geschreven manuscript, met veel doorhalingen en toevoegingen, achteraf verteld door ik-verteller Osewoudt, verhaalt de ook in De donkere kamer van Damokles beschreven chaotische gebeurtenissen van de eerste oorlogsdagen, met inbegrip van de aanslag in Haarlem. Er zijn meer opmerkelijke overeenkomsten met de roman, maar vaak ook grote verschillen, bijvoorbeeld in de naamgeving van de personages, waar ‘Jagtman’ al wel voorkomt maar ‘Dorbeck’ ontbreekt. Het manuscript, dat abrupt afbreekt met de mededeling ‘geschreven voorjaar 1952. Rest vergeten’ heeft wel de Hermansiaanse toonzetting en thematiek, zoals in deze zinnen: ‘Ik vertel wat ik toen dacht alleen maar om te laten kijken dat zelfs de meest aannemelijke veronderstellingen dikwijls niets met de werkelijkheid hebben uit te staan en dat zelfs wie zijn hersens afpijnigt, niet voorkomen kan dat hij rondloopt als een slaapwandelaar op een smal dak. Wie precies zou willen weten hoe een gebeurtenis zich toegedragen heeft, zou alle vergissingen moeten kennen, die in de eerste plaats.’

Nooit meer slapen (1966) gaat voor een deel terug op Hermans’ ervaringen als wetenschapper-op-expeditie in het Hoge Noorden. In de zomer van 1960 en 1961 verbleef hij telkens enige weken in Scandinavië. Documenten uit het archief-Hermans bieden een fascinerend inzicht in Hermans’ eigen belevenissen, die model stonden voor de ontberingen van zijn personage Alfred Issendorf: ‘Wij hebben verscheidene tochten gemaakt, een van tien dagen, met al het eten meenemen, dertig kilo op je rug, berg op berg af. Door moerassen en rivieren. Ieder omhuld door zijn eigen dichte zwerm vliegen (knotts). […] Van wassen kwam niets, want als je gewassen bent bijten de muggen des te erger. Overal het heerlijkste water in rivieren en meren, maar zodra je je uitkleedt nemen de muggen hun kans waar’ (Hermans in 1961 in een brief aan Gust Gils).

Bij beide romans nam de uitwerking van eerste idee tot voltooid boek veel tijd in beslag. De donkere kamer van Damokles groeide in zes jaar uit tot een vuistdikke roman, waarover Hermans bij voltooiing in een brief aan Geert van Oorschot opmerkte: ‘Het boek is een beetje dikker uitgevallen dan eerst was voorzien, maar daar is niets aan te doen. Het is zo kort mogelijk.’ In 1954 had Uitgeverij Van Oorschot De donkere kamer van Damokles al bij de boekhandel aangekondigd, maar Hermans maakte slechts zeer geringe vorderingen met het schrijven van de roman. Eind 1954 stonden er ‘niet meer dan 20 pagina’s op papier’ en in mei 1955 leek er zelfs een voortijdig einde te komen aan het project: ‘Wat van De donkere kamer van Damocles gereed was, heb ik een week of drie geleden in de vuilnisbak gegooid. Ik denk niet dat ik voorlopig enig animo zal hebben er opnieuw aan te beginnen.’ Uiteindelijk schreef Hermans de roman tóch af, maar het onverwachte succes was voor hem ‘een beklemmende gewaarwording’. Aan Gust Gils liet Hermans kort na publicatie van de eerste druk weten dat hij ‘dit succes liever aan een boek als De God Denkbaar of een verhaal als ‘De blinde Foto¬graaf’ [had] gegund. Ik kan n.l. niet zeggen dat ik persoonlijk mij bijzonder geamuseerd heb bij het schrijven van De donkere Ka¬mer.’ Het schrijven van Nooit meer slapen kostte Hermans ‘slechts’ drie jaar, en deze keer maakte hij zich bij de inzending van het manuscript aan Bezige Bij-directeur Geertjan Lubberhuizen helemaal geen zorgen over de omvang van het boek: ‘Je leest het gemakkelijk in één nacht uit.’

Steeds maar weer herzien
Zoals altijd bij Hermans betekende de eerste publicatie allerminst dat de teksten als definitief konden worden beschouwd: hij bleef aan zijn romans sleutelen. Hermans’ correspondentie (met uitgevers, vrienden en bewonderaars) en tientallen correctie-exemplaren van de verschillende drukken van De donkere kamer van Damokles en Nooit meer slapen, voor het overgrote deel uit het archief-Hermans, bieden een fascinerend inzicht in de herzieningen die Hermans in een reeks van jaren in de romans zou aanbrengen. Steeds weer blijkt Hermans’ niet aflatende aandacht voor de compositie van zijn romans. De tweede druk van De donkere kamer uit 1959 bijvoorbeeld kreeg een extra hoofdstuk en bevat kleine maar veelzeggende veranderingen in de karakterisering van vooral Osewoudt.

Bij Nooit meer slapen voegde Hermans herhaaldelijk passages toe die de plot van de roman moesten versterken. En de suggestie dat het niet krijgen van luchtfoto’s, onmisbaar voor Alfreds onderzoek, voortkomt uit een vete tussen de Noorse wetenschappers Nummedal en Oftedahl maakte Hermans op verschillende momenten van herziening steeds explicieter.
In zijn voortdurende zorg om vaak door briefschrijvers geconstateerde kleine foutjes te verbeteren paste Hermans in Nooit meer slapen onder andere de schrijfwijze van Noorse namen en uitdrukkingen aan. In De donkere kamer van Damokles corrigeerde hij herhaaldelijk het tijdsverloop en verduidelijkte hij impliciete informatie. Desondanks schreef hij in 1976, dat hij, om De donkere kamer grondig te herzien, het boek in detail zou moeten herlezen en ‘– nee daarvoor ben ik toch te veel uitgekeken op de avonturen van de arme Osewoudt…’. Overigens ging het herzien van Nooit meer slapen ook niet altijd naar wens, zo bleek in 1991: ‘Het boek is nu voor de zoveelste maal herdrukt en nog staat hier en daar ‘het’ fjord, wat ‘de’ fjord moet zijn en Trontheim i.p.v. Trondheim. / Schrijven blijft ellende.’

Nieuwe drukken kopen
In 1993, twee jaar voor zijn dood, schreef Hermans voorafgaand aan het verschijnen van de vijfentwintigste druk van Nooit meer slapen waarin hij opnieuw op meer dan veertig plaatsen verbeteringen had aangebracht: ‘Ik begrijp niet dat zulke fouten er na eenentwintig drukken nog in stonden. […] Het is om dol te worden; de bezitters van oudere drukken zijn lelijk gedupeerd! Ze moeten, vind ik, even flink zijn, hun oude drukken in het vuur gooien – en de nieuwe kopen.’

Deel 3 van de Volledige Werken presenteert het eindresultaat van Hermans’ inspanningen, waarbij de romans bovendien zijn ontdaan van storende fouten die in de loop van jaren ontstonden. De commentaar bij dit deel geeft een uitgebreide toelichting over onder andere het ontstaan, de receptie en de tekstgeschiedenis van De donkere kamer van Damokles en Nooit meer slapen. Uitgebreide informatie over de bezorging en de tekstgeschiedenis van de romans is te vinden op de website www.wfhermansvolledigewerken.nl.