Hoe De Bezige Bij ontstond als illegale uitgeverij
Na de capitulatie voor de Duitse overmacht op 15 mei 1940 was het Nederlandse volk als verdoofd. Men voorvoelde het gevaar maar men dacht niet aan verzet. Alleen het Geuzenbericht van Bernard Yzerdraat en de Nieuwsbrief van Pieter ’t Hoen toonden al vroeg een verzetshouding. Door een reeks Duitse maatregelen werd de weerstand opgeroepen, die de mensen ervan bewust maakte dat ze zich moesten verzetten: najaar 1940 kwam de ariërverklaring, in november volgde het ontslag van de joodse hoogleraren, waartegen Cleveringa in Leiden zijn protestrede hield; vervolgens werd de Kultuurkamer opgericht waarvan joden waren uitgesloten; prof. J. van Dam werd aangesteld tot leider van universiteiten en de studenten. De Nederlanders waren gevoelig voor antisemitisme, waarvan zij wisten dat het in strijd met de grondwet was. In het Utrechtse studentenblad Vox Studiosorum van 14 februari 1941 protesteerde Geert Lubberhuizen tegen de antisemitische film Jud Süss; het was hem bijna fataal geworden. Na de eerste razzia’s op joden in Amsterdam kwam de Februaristaking. Dertien Geuzen, twee joden en drie stakers werden op 13 maart 1941 gefusilleerd; zij waren de achttien doden uit de titel van Jan Camperts beroemde gedicht. Je leerde hieruit dat je zonder zorgvuldig opgebouwde illegale techniek, of ‘ité’, niets kon bereiken. Dit betekende de keuze voor iets nieuws: een bestaan in de illegaliteit.