1. In Scout’s herinnering heeft haar vader Atticus haar jeugdjaren beheerst. Hoe zou je zijn capaciteiten als alleenstaande ouder omschrijven? Hoe zou je de manier waarop hij Calpurnia en Tom Robinson behandelt omschrijven, tegenover de manier waarop hij zijn blanke buren en collega’s behandelt?
2. De titel van Harper Lee’s boek is afgeleid van het moment dat Atticus zijn kinderen luchtbuksen geeft en hen vertelt: ‘Schiet zoveel blauwe gaaien als je wilt, als je ze raken kunt, maar onthou dat het doodschieten van een spotlijster een zonde is.’ Aan het einde van de roman vergelijkt Scout deze zonde met het aanwijzen van Boo als moordenaar van Bob Ewell. Denk je dat Boo de enige onschuldige is, de enige spotvogel, in deze roman?
3. Scout verjaart twee keer – van 6 tot 8 – gedurende de roman, die is verteld vanuit het perspectief van Harper Lee, als volwassene. Vond je het relaas dat de verteller biedt geloofwaardig? Waren er gebeurtenissen of observaties in het boek die ongewoon ‘wijs’ waren voor zo’n jong kind?
4. Jem omschrijft de vier ‘volken’ of klassen van mensen in Maycomb County: ‘Ons soort mensen houden niet van de Cunninghams, de Cunninghams houden niet van de Ewells, en de Ewells haten en verachten de gekleurde mensen.’ Wat vind je van de manier waarop Lee ras en klasse verkent in het Alabama van 1930?
5. Waarom zou Harper Lee als epigraaf van haar roman de quote van Charles Lamb hebben gekozen: ‘Advocaten zijn, naar ik aanneem, ook kind geweest.’?
6. Sinds het overlijden van hun moeder, functioneren verschillende vrouwen (Calpurnia, Miss Maudie en Aunt Alexandra) als moederfiguren voor Scout en Jem. Op wat voor manieren zijn deze drie vrouwen van invloed geweest op Scout’s groeiende besef van van het betekent om een “Southern lady” te zijn?
7. Veel lezers richten zich op de politieke kant van het verhaal, en maken het coming-of-age aspect ondergeschikt aan de politieke boodschap. Is dit terecht? Wat leert Scout, en hoe verandert zij in de loop van het verhaal?
Discussietips samengesteld door De Bezige Bij