Let op: deze vragen kunnen het verloop van het boek weggeven!
1. Aan het begin van de roman maakt Julia zowel op seksueel als op intellectueel vlak een snelle ontwikkeling door. Welke rol speelt pension Worighsant daarin? Deze ontwikkeling leidt tot wrijving met haar omgeving. In welke scène wordt die botsing het treffendst verbeeld, vindt u?
2. Waar haalt Rutus volgens u de motivatie vandaan om Julia uit het koude water te vissen en vervolgens dagenlang met haar op te trekken door het ondergelopen Zeeland?
3. Wat voor man is Joost van Ven? Waarom wordt er niet naar hem geluisterd door de hogere ambtenaren?
4. Op welk punt geeft Julia definitief de hoop op dat ze haar baby ooit nog terugziet? Welk effect heeft dit besef op haar?
5. Behalve een roman over de watersnoodramp is 1953 ook een roman over schuld en boete. Zowel Julia als Rutus als Diewer als Regina torsen hun eigen complex van schuldgevoelens met zich mee. Kunt u zeggen welke dit zijn?
6. De auteur maakt gebruik van een bepaald Bijbels beeld, dat op verschillende plekken in het boek opduikt (‘een motief’) als het schuldthema aan de orde komt. Welk beeld is dat?
7. De roman zal verfilmd worden. In verschillende recensies is gewezen op het ‘filmische’ karakter van de roman. Bent u dit met de critici eens? Kunt u voorbeelden geven van dergelijke filmische scènes? Wat is een ‘filmische stijl’ eigenlijk?
8. Aan het slot blijkt Joost van Ven niet alleen bijtijds te hebben gewaarschuwd voor de zorgwekkende toestand van de zeedijken, maar ook voor het broeikaseffect. Vindt u dat de parallel tussen die twee ontwikkelingen opgaat? Is het broeikaseffect van nu net zo rampzalig als het slechte dijkonderhoud toen?
9. Julia botst met haar streng calvinistische gezinsleden. In die zin staat deze roman in een traditie van auteurs als Jan Siebelink, Maarten ’t Hart en Jan Wolkers. Bespreek verschillen en overeenkomsten tussen deze auteurs en hun werk op dit specifieke punt.
Discussietips samengesteld door De Bezige Bij